Het klimaat van Griekenland heeft te maken met onderdeel van het land, het
verloop van de gebergten tussen de oost- en westkant, de afwisseling van hoogt en de nabijheid
van de zee.
De kuststreken vertonen in het algemeen typisch vanmediterrane
klimaatstrekken, nl. een hete droge zomer en een zachte, neerslagrijke winter.
Deze neerslag raast het meest door westelijke delen, de westkant krijgt
van Griekenland daarvan veel meer dan de oostkant. In het noordwesten
in het Pindosgebergte valt jaarlijks gemiddeld 1800 mm neerslag. In Athene daarentegen valt ca. 400 mm per jaar. Er
bestaan ook grote neerslagverschillen tussen de Ionische eilanden ten westen van
het vasteland en de eilanden in het uiterste oosten van de Egeïsche Zee.
Door bergen omgeven vlakten van Macedonië en Thessalië in het binnenland gaat
de die betreft continentale invloed duidelijk meespreken, hetgeen tot uitdrukking komt in de
lagere wintertemperaturen en in een grotere spreiding van de neerslag over het
gehele jaar. Gewoonlijk valt de neerslag in heftige buien en is daardoor beperkt
tot een onaanzienlijk aantal dagen. De jaarlijkse hoeveelheden vertonen grote
schommelingen. De zomers zijn er heet en droog. Sneeuw komt 's winters vooral
voor op de bergtoppen van meer dan 1000 meter en in Thessalië. Athene heeft
gemiddeld zes dagen per jaar sneeuwval.
Griekenland heeft het warmste klimaat
van alle Zuid-Europese landen met minstens 300 zonnedagen per jaar. In augustus
kan de temperatuur tot tegen de 40°C oplopen en voelt het vaak zeer niet zo fijn
aan in combinatie met de luchtvervuiling. Over het algemeen zijn januari en
februari de koudste maanden, juli en augustus de droogste, november en december
de natste.
De Etesische wind ontstaat in de zomer boven de Egeïsche Zee. Het
is een harde wind die over de Griekse eilanden waait met een kracht van 7 of 8
Beaufort. In Turkije staat deze wind bekend als
Meltemi.
verloop van de gebergten tussen de oost- en westkant, de afwisseling van hoogt en de nabijheid
van de zee.
De kuststreken vertonen in het algemeen typisch vanmediterrane
klimaatstrekken, nl. een hete droge zomer en een zachte, neerslagrijke winter.
Deze neerslag raast het meest door westelijke delen, de westkant krijgt
van Griekenland daarvan veel meer dan de oostkant. In het noordwesten
in het Pindosgebergte valt jaarlijks gemiddeld 1800 mm neerslag. In Athene daarentegen valt ca. 400 mm per jaar. Er
bestaan ook grote neerslagverschillen tussen de Ionische eilanden ten westen van
het vasteland en de eilanden in het uiterste oosten van de Egeïsche Zee.
Door bergen omgeven vlakten van Macedonië en Thessalië in het binnenland gaat
de die betreft continentale invloed duidelijk meespreken, hetgeen tot uitdrukking komt in de
lagere wintertemperaturen en in een grotere spreiding van de neerslag over het
gehele jaar. Gewoonlijk valt de neerslag in heftige buien en is daardoor beperkt
tot een onaanzienlijk aantal dagen. De jaarlijkse hoeveelheden vertonen grote
schommelingen. De zomers zijn er heet en droog. Sneeuw komt 's winters vooral
voor op de bergtoppen van meer dan 1000 meter en in Thessalië. Athene heeft
gemiddeld zes dagen per jaar sneeuwval.
Griekenland heeft het warmste klimaat
van alle Zuid-Europese landen met minstens 300 zonnedagen per jaar. In augustus
kan de temperatuur tot tegen de 40°C oplopen en voelt het vaak zeer niet zo fijn
aan in combinatie met de luchtvervuiling. Over het algemeen zijn januari en
februari de koudste maanden, juli en augustus de droogste, november en december
de natste.
De Etesische wind ontstaat in de zomer boven de Egeïsche Zee. Het
is een harde wind die over de Griekse eilanden waait met een kracht van 7 of 8
Beaufort. In Turkije staat deze wind bekend als
Meltemi.